Elke ochtend rond zonsopgang maakt hij zijn opwachting, de wekspecht. Hij neemt plaats op een vogelhuisje dat in een boom vlakbij ons slaapkamerraam hangt en roffelt er vervolgens lustig op los. Het is een slimme jongen, want het vogelhuisje fungeert als een klankkast die zijn gehamer zonder dat hij er al te veel moeite voor hoeft te doen vele malen versterkt. Het is net alsof er een machinegeweer wordt afgevuurd en dan ook nog eens - ik schreef het al - vlakbij ons slaapkamerraam.
Het geluid is zo hard dat je er onmogelijk doorheen kunt slapen. Voor mij is dat geen probleem, want ik ben tegen zonsopgang - deze tijd van het jaar rond vijf uur 's ochtends - over het algemeen al wakker. Nicôle is dat echter niet en die is dan ook veel minder gecharmeerd van de verwoede pogingen die de grote bonte specht in kwestie doet om ons van elke seconde van het daglicht te laten genieten.
Na de eerste roffels van de wekspecht kies ik meestal voor de weg van de minste weerstand. Ik sta op, geniet van een ontspannen ontbijt en ga aan de slag. Ik heb immers altijd meer dan voldoende te doen en wat dat betreft is een vroege start me eigenlijk wel welkom. Nicôle pakt het anders aan. Die probeert het weksignaal te negeren en verder te slapen. Voor dag en dauw opstaan is volgens haar niet iets dat je voor je plezier doet. Over het algemeen vliegt de specht na zo'n vijf minuten geroffel weer verder en dommelt Nicôle dan weer in. Ze heeft echter pech, want onze wekspecht heeft net als een echte wekker een snooze-functie. Twee tot drie uur lang komt hij om het kwartier terug!